
‘I spent my life trying every way to die
Is it my fate to be the last one standing?’
Uit: Skeleton Key
‘Who knows how many more years there will be before the end of this sad machine?’
Uit: I wouldn’t want to say
Het is dus iets van twee jaar geworden. Deze songregels worden gezongen door Mark Lanegan op zijn laatste echte studioplaat Straight Songs Of Sorrow uit 2020. Mark Lanegan is op 57-jarige leeftijd in de ochtend van 22 februari in zijn huis in Killarney in Ierland overleden.
Wie was Mark Lanegan?
Hij zong in de band Screaming Trees, de band die werd meegezogen in de hele Seattle-muziekhype in de vroege jaren negentig. Hij maakte talloze albums zelf of met zijn Mark Lanegan Band of met de Schotse zangeres Isobel Campbell. Hij zong mee op een paar platen van de bekende rockband Queens Of The Stone Age en schreef mee aan hun grootste hit No One Knows. Hij maakte muziek met Greg Dulli (de zanger van de Afghan Whigs) onder de naam Gutter Twins en werkte samen met twee soundwizzards onder de naam Soulsavers. Lanegan heeft ongelooflijk veel muziek gemaakt en met ongelooflijk veel mensen samengewerkt. Op zijn Spotify-pagina prijkt bovenaan, als zijn meest gedraaide song op het moment dat ik dit schrijf, het nummer The Lonely Night, een samenwerking tussen Lanegan, Moby en countrylegende Kris Kristofferson.
Maar dit is allemaal namedropping, en eigenlijk helemaal niet zo belangrijk. Als je hierdoor geïnteresseerd bent geworden in Lanegan moet je gewoon zeker eens zijn muziek beluisteren. Waar ik het over wil hebben is wat hij betekende voor mij.
Ik leerde hem voor het eerst kennen in de vroege jaren negentig, als zanger van de Screaming Trees, een geweldig overdonderende rockband die vooral live een reputatie had. Tijdens zijn Trees-periode was Lanegan al een beetje voor zichzelf begonnen: op zijn solodebuut The Winding Sheet speelt Kurt Cobain mee. Ik vond dat machtig interessant want ik was ook een groot Nirvana-fan. Wat mij vooral zo pakte bij Mark Lanegan was zijn stem. Zo rauw, zo donker, zo onheilspellend. Er is geen stem zoals die van hem. Ik heb Lanegan vele keren live gezien en wat er gebeurt als deze man zingt…
De band kan spelen, het publiek kan luisteren, maar als Lanegan eenmaal zijn strot opentrekt gaat er een schokgolf door de ruimte. De lucht wordt dikker en alle noten lijken met cement aan elkaar geplakt. De zang van Lanegan is fenomenaal.
Zo vaak heb ik zijn muziek opgezet, zo vaak heb ik luidkeels meegezongen, zo vaak heeft hij me opgebeurd, zo vaak heb ik geluisterd naar zijn prachtige teksten. De man was een vaste waarde in mijn bestaan vanaf die beginjaren negentig. En Lanegan heeft niet alleen prachtige teksten voor songs geschreven, maar ook een boek over zijn leven. In 2021 is zijn boek Sing Backwards And Weep uitgekomen. Een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is (geweest) in die Seattle-hype van de vroeg jaren negentig. Lanegan fileert die hele hype, beschrijft met inktzwarte humor de achtbaan waarin hij zat en spaart zichzelf daarbij geen seconde.
Ik heb hem twee keer gesproken. In Amsterdam was dat. Eén keer was in Paradiso, na het zoveelste concert van hem waar ik naar toe was gegaan. Het was de tournee rond zijn album Blues Funeral. Hij zat na zijn optreden op een stoeltje achter een tafeltje wat handtekeningen te zetten en wat merchandise te verkopen. Heel onwerkelijk vond ik dat. Toen ik eenmaal voor hem stond stak ik mijn hand uit en schudde het zijne. Zijn handen waren groot, hard en zwaar. De ogen waarin ik keek lagen diep in hun kassen. Ik zei dat ik zo genoten had van zijn muziek en dat ik hem al heel lang volgde.
“Thank you man!” zei hij lachend.
Ja, zo gaan die gesprekken tussen artiest en fan.
De andere keer dat ik hem sprak was voor de Melkweg. Die avond zou hij daar optreden en ineens zag ik hem zomaar in het wild lopen. Ik aarzelde geen moment, pakte mijn agenda en stoof op hem af voor een handtekening. Hij pakte mijn pen en bukte om op zijn been zijn handtekening in mijn agenda te zetten. Terwijl ik zei dat ik erg benieuwd was naar zijn show van die avond keek ik uit op zijn wat rossige kruin.
“Yeah me too! I hope it will be a good one.” Met die woorden draaide hij wat moeizaam weer omhoog. Hij gaf mijn agenda terug met zijn krabbel en ik keek naar boven, in die diepliggende ogen van die boomlange man. Ze lachten.
Rust zacht Mark.
