Bij de dood van een tiener
Het zal nog geen tien jaar geleden zijn geweest dat ik daar zat, in een huis in Maartensdijk, ongeveer tien kilometer ten zuiden van mijn woonplaats Hilversum. Tegenover me zat René Graafsma, de man die samen met Eric Smit, mede-oprichter van de site Follow The Money (FTM), een boek had geschreven over de woekerpolis. Ik wilde meer weten van die “woekerpolisaffaire”, “waarschijnlijk het grootste financiële schandaal uit de Nederlandse geschiedenis” staat nu te lezen op FTM. Miljoenen burgers werden jarenlang door (levens)verzekeraars verleid om beleggingsverzekeringen te nemen waar ze feitelijk helemaal niets aan hadden. Sinds 2006 staan die bekend als woekerpolissen. René was erg thuis in de materie van dat soort verzekeringen omdat hij ze zelf had verkocht! Maar hij was tot inkeer gekomen en vond het nu een schande dat heel veel huishoudens opgescheept zaten met die polissen die alleen maar geld kostten en niets opleverden. Terwijl René praatte over zijn plannen over een rechtszaak tegen verzekeraars zoals Nationale Nederlanden en ING kwam er een meisje binnen via de achterdeur. Dat was zijn dochter Dascha, een meisje zoals alle meisjes van een jaar of tien, elf. Leuk, spontaan, verlegen knikkend naar het bezoek, naar mij.
Ik kon toen niet vermoeden dat zij later in alle media zou opduiken als het “meisje van de trein”.
In 2015 voltrok zich een drama. Na een avond uit te zijn geweest in Hilversum belandde Dascha Graafsma, 16 jaar slechts, onder een trein bij Hollandsche Rading, op een steenworp afstand van haar huis. Ze was dood. Dascha Graafsma zat op dezelfde middelbare school als mijn kinderen. Het was verschrikkelijk.
De politie liet vrij snel weten dat het zelfmoord was. Voor vader René een onverteerbare conclusie: zijn dochter was altijd een vrolijke meid geweest. Niets wees er volgens hem op dat zij zelfmoord wilde plegen. Hij dacht eerder dat er iemand in een uitgaansgelegenheid in Hilversum misschien iets in haar drankje had gedaan. Dascha was helemaal van Hilversum naar Hollandsche Rading gelopen. Waarom zou ze dat doen? Team Dascha Onderzoek (TDO) werd opgericht en pleitte voor meer onderzoek naar de dood van Dascha. Om dit af te dwingen heeft René zelfs eens het politiebureau van Hilversum bezet.
Meer onderzoek is er gekomen. En er kwamen excuses van het Openbaar Ministerie en de politie: er werd in die eerste communicatie te stellig gezegd dat Dascha zelfmoord had gepleegd. Het was een overwinning voor de familie maar niet genoeg: ze wilden weten of hun dochter het slachtoffer was geweest van een misdrijf? Vorige week kwamen de resultaten van dat onderzoek -en van het “second opinion”- naar buiten: men weet niet wat er in de laatste uren van het leven van Dascha Graafsma is gebeurd, maar er zijn geen aanwijzingen dat Dascha door een misdrijf om het leven is gekomen. Forensische experts van een andere politie-eenheid dan het eerste komen tot de conclusie dat hier sprake is geweest van een tragisch ongeluk.
Ik gun het hem zo, maar waarschijnlijk vindt René Graafsma geen rust in deze conclusie. Via Facebook heeft TDO al laten weten teleurgesteld te zijn. Ondertussen linken complotdenkers op internet de dood van Dascha aan de strijd van René tegen de woekerpolis. Alsof de verzekeraars de opdracht hebben gegeven een kind van zestien te vermoorden om René een lesje te leren… Drama op drama op drama. Je wordt er misselijk van.
Fantastische verhalen
Ze vertelde dat ze de vriendin van een Amsterdamse crimineel was. Zijn naam dook al een paar keer en over een heel lange periode op in de media. Hij werkte samen met een van de grootste gangsters van Nederland ooit en er was een aanslag op zijn leven gepleegd die hij had overleefd. De dame die voor me zat zei dat het goed met hem ging, maar dat hij wel erg geschrokken was. “Hij is wat stiller dan anders, maar hij herstelt gelukkig snel,” had ze gezegd. Hij kreeg alweer praatjes volgens haar.
Ik wilde die crimineel natuurlijk wel eens zelf spreken, dat was mijn doel, maar ze zei dat ik eerst met haar zou moeten afspreken om me te leren kennen. Prima. We dronken een kop koffie en hebben wat gesproken over van alles en nog wat en toen wilde ik ter zake komen. Ja, ze zou een goed woordje voor me doen en ja, ze schatte zelf wel in dat hij wilde meewerken aan een verhaal. “Hij moet nog een beetje aansterken maar ik verwacht dat ie over een paar weken wel kan afspreken,” zei ze nog. Daarna namen we afscheid.
Hij vertelde me dat ie als rechercheur al jarenlang in Amsterdam werkte. Hij had allemaal geweldige verhalen over de bekende Amsterdamse criminelen en kende bijna iedereen. Als er iemand werd opgepakt of neergeschoten of als er op een andere manier iets nieuws te melden was over een bepaalde crimineel, dan appte hij me om te zeggen dat hij als rechercheur nog op “die klootzak” gejaagd had. Hij wist me allerlei mooie anekdotes te melden van die crimineel: tijdens verhoren gaf hij bijvoorbeeld geen duimbreed toe. Daar had ie dan wel weer bewondering voor, maar toch was het een klerelijer waar de wereld niks aan zou missen, zo wist hij zeker.
Het bovenstaande is allemaal gelul. Dat wil zeggen: de twee mensen die ik beschrijf bestaan wel echt, maar het zijn fantasten. Ze hebben ooit contact met mij gezocht, via Twitter of Facebook of weet ik veel welk ander medium, en vertelden me een aardig verhaal waar ik meer van wilde weten. Ik nodigde ze uit voor een kop koffie ergens en vanaf de eerste seconde had ik al mijn twijfels. Maar ja, je weet het ook niet zeker, dus ga je vragen stellen. Ik moet zeggen: hun antwoorden waren soms echt sterk. Ik ging naar huis met een opgewonden gevoel: ik zit op een goed verhaal! Maar bij naspeuring bleek er helemaal niets van te kloppen. Ik had te maken met fantasten. De één heb ik geconfronteerd met de lulverhalen die ze tegen me ophing, de ander laat ik gewoon in de waan. Af en toe krijg ik nog wel eens een appje van hem met een heel verhaal over een crimineel of een zaak die hij nog heeft gedraaid. Soms best vermakelijk, maar je hebt er natuurlijk geen hol aan.
Man met strafblad geliquideerd
Hoe hard kunnen woorden zijn? Die vraag hield mij afgelopen week bezig. Dit was naar aanleiding van een gesprek dat ik had met een advocaat. We hebben wel vaker contact met elkaar en spraken over een liquidatie die alweer een tijd geleden had plaatsgevonden. De advocaat vertelde dat de familie van de geliquideerde man zo verdrietig was. Een journalist had een stuk geschreven waar van alles op viel aan te merken, maar het was toch vooral de kop geweest. Die bestond uit drie elementen: Crimineel, doodgeschoten of geliquideerd en de plek waar het was gebeurd, in dit geval ergens in Amsterdam. Ik zei tegen de advocaat dat ik niet zag waar de pijn zou kunnen zitten. De man was doodgeschoten, het was duidelijk dat het op die plek was gebeurd en dat hij een crimineel was, dat stond toch vast?
Toch bleek het te gaan om dat woord ‘crimineel’. Want wat is een crimineel nu eigenlijk? Is iemand die met belastingaangiftes sjoemelt een crimineel? Is een puber die op straat iets uithaalt een crimineel?
Ik denk dat iemand die de belastingen moedwillig tilt wel crimineel bezig is, je moet je aangifte tenslotte naar waarheid invullen, daar teken je ook voor. De puber is een ander verhaal omdat die in een leeftijd zit dat je de grenzen opzoekt. Bij een puber hoort een bepaalde vorm van rebellie en afzetten tegen de maatschappij. De geliquideerde man zat al in de tweede helft van zijn twintiger jaren. Dan ben je volwassen. Bovendien had deze man een strafblad. De advocaat stelde voor om hem “man met strafblad” te noemen.
Het ging de advocaat erom dat de familie zo aangedaan is door dat woord crimineel. Voor hen was hij geen crimineel, maar gewoon hun broer, hun zoon, of misschien zelfs wel een liefhebbende man of vader. Bovendien werd over hem geschreven dat hij er juist uit wilde stappen, uit dat criminele wereldje, uit die onderwereld…
Ik zag in eerste instantie allerlei praktische bezwaren: de koppen zouden erg lang worden als je het woord “crimineel” gaat veranderen in “man met strafblad”, maar dit semantische vraagstuk zette me wel aan het denken. Ik kan me namelijk heel goed voorstellen dat het hard aankomt bij de achtergebleven familie als je dit zo leest. Je bent net een familielid verloren en dan lees je overal dat het een crimineel is/zou zijn. Toch denk ik dat het niet anders kan. Omwille van de duidelijkheid is een journalist genoodzaakt de woorden te gebruiken die het dichtst liggen bij wat iemand is. Als je zegt “Man met strafblad doodgeschoten in Utrecht” lijkt het net of ie met zijn strafblad in zijn hand is geliquideerd, alsof dat de reden is. Het zou de berichtgeving onduidelijker maken en dat is ook niet de bedoeling. Journalistiek bedrijven is in veel gevallen ook algemeniseren, hoe pijnlijk dat soms ook is.
- 1
- 2